Jihad en geweld

In de islam vormen jihad en geweld een thema dat veelal controverse oproept. Het woord ‘jihad’ betekent letterlijk ‘strijd’, en is dus geen specifiek islamitisch begrip. In de context van de islam neemt deze ‘jihad’ echter een specifieke vorm aan, zoals je hieronder kunt lezen.

In de islamitische bronnen komt dit thema veelvuldig naar voren. En dit beperkt zich niet tot alleen theologische of dogmatische stellingen. Ook de islamitische geschiedenis zelf laat van het begin van Mohammeds optreden als profeet tot vandaag de dag zien hoe prominent de rol van de islamitische jihad is.

Enkele feiten en cijfers: Mohammed en de jihad

Mohammed predikte niet alleen jihad, maar bracht die ook in de praktijk. Volgens de biografie van Ibn Ishaq participeerde Mohammed in 27 veldslagen. Het aantal veldslagen waarin hij ook echt meevocht was echter 9 (Ibn Ishaq p. 659-660).

Jihad heeft door de eeuwen heen op verschillende wijzen miljoenen slachtoffers gemaakt. Hierbij valt te denken aan de slachtoffers van oorlogen, maar ook aan slachtoffers als gevolg van de brute praktijk van slavernij in Afrika. Op basis van verschillende onderzoeken wordt het wereldwijde aantal slachtoffers van jihad geschat op 270 miljoen!

Zoals Bill Warner in zijn boek The Life of Mohammed – The Sira beschrijft, is dit aantal als volgt opgebouwd:

  • 120 miljoen Afrikanen: Volgens Thomas Sowell (Race and Culture, 1994) maakten de moslims in totaal ongeveer 25 miljoen Afrikanen tot slaaf. David Livingstone (Woman’s Presbyterian Board of Missions, p.62, 1888) schatte in dat voor elke slaaf die het levend tot de slavenmarkt haalde, er ongeveer 5 andere stierven. De slaven stierven zelf tijdens de lange tochten naar de slavenmarkt of hun achtergebleven familieleden stierven omdat zij niemand meer hadden om voor hen te zorgen.
  • 80 miljoen hindoes: De invasie van India (ghazwit alHind, غزوة الهند) is een duister hoofdstuk uit de geschiedenis van de islam. Eeuwen van jihad hebben grote delen van de hindoecultuur vernietigd en bovendien naar schatting 80 miljoen slachtoffers gemaakt (Koenard Elst, Negationism in India, p.34)
  • 60 miljoen christenen: 50 miljoen christenen kwamen om in oorlogen (Raphael Moore, History of Asia Minor), 9 miljoen stierven als martelaren onder islamitische heerschappij (Barrett & Johnson, World Christian Trends AD 30 – AD 2200), en 1 miljoen Afrikaanse christenen werden slachtoffer van de islam in de twintigste eeuw.
  • 10 miljoen boeddhisten: Als gevolg van jihad werden naar schatting in Turkije, Afghanistan, India, en op de zijderoute 10 miljoen boeddhisten gedood (Barrett & Johnson, World Christian Trends AD 30 – AD 2200).
  • Duizenden joden: Ondanks de vijandelijke houding van de islam tegenover joden is het aantal joodse slachtoffers van jihad geen miljoenen, maar duizenden. De reden hiervoor is simpelweg dat er wereldwijd slechts weinig joden zijn (tegenwoordig slechts 15 miljoen), en dat daarom het aantal joodse slachtoffers het totale aantal nauwelijks beïnvloedt.

De eerste stap: uitnodiging tot de islam

Voor de verspreiding van de islam gingen Mohammed en later zijn opvolgers niet direct over tot geweld. Als eerste werden ongelovigen ‘uitgenodigd’ om de islam te volgen. Deze uitnodiging was uiteraard nooit vrijblijvend: acceptatie zou onderwerping aan het islamitisch gezag betekenen, weigering betekende oorlog.

Deze ‘uitnodiging’ is dus niets anders dan het bieden van een mogelijkheid tot onmiddellijke capitulatie. Dit blijkt ook duidelijk uit de brieven die Mohammed schreef aan verschillende koningen en staatshoofden, waarin hij duidelijk maakte dat als zij in veiligheid wilden leven, zij zich moesten onderwerpen aan de islam. Enkele voorbeelden zijn de brief aan Heraclius, de keizer van het Oost-Romeinse Rijk (Sahieh al-Buchari 4:52:191), en de brieven aan Muqawqas, de plaatsvervangend heerser van Egypte en Chosroes, keizer van Perzië (Mubarakpuri, The sealed nectar: the biography of the noble prophet, p.412-426).

De brieven bevatten veelal de formule “aslim, taslam (أسلم تسلم)” wat betekent: “accepteer de islam, opdat je in veiligheid zal leven”. Dezelfde boodschap werd ook in andere bewoordingen gebracht. Wie deze oproep niet accepteerde, was zelf verantwoordelijk voor de gevolgen.

Dit voorbeeld van Mohammed is een model dat moslims dienen na te volgen. Organisaties als Al-Qaida en IS roepen dan ook ongelovigen op zich te bekeren tot de islam en bedreigen hen met terroristische aanslagen of ander geweld als ze dat niet doen.

Defensieve jihad

Een tweede vorm van jihad is defensieve jihad. Hierbij gaat het om de plicht van iedere moslim de islam te verdedigen wanneer deze bedreigd wordt door niet-moslims. The Reliance of the Traveller (Al-Misri), een juridisch handboek binnen de islam, maakt duidelijk dat wanneer niet-moslims een islamitisch land binnendringen “jihad een persoonlijke plicht wordt voor de inwoners van dat land, en ze de niet-moslims moeten verdrijven met alles wat ze kunnen” (sectie o9.1).

Deze oproep tot defensieve jihad vinden we terug in de Koran. Soera 2:190 zegt: “En strijdt op de weg van Allah tegen degenen die tegen jullie strijden en overtreedt niet.” Wanneer dus niet-moslims strijden tegen moslims, moeten moslims terugvechten.

Of een moslim innerlijke motivatie heeft om te strijden of niet is niet van belang. In soera 2:260 zegt Allah: “de strijd is jullie verplicht, terwijl jullie er een afkeer van hebben.” Als moslim móet je dus strijden tegen ongelovigen in de jihad, of je nu wilt of niet.

Defensieve jihad wordt tegenwoordig veelal toegepast door middel van terreuraanslagen. Als rechtvaardiging voor deze aanslagen verwijzen de terroristen altijd naar datgene wat de ongelovigen hen hebben aangedaan. Zo was de westerse invasie van het Midden-Oosten wat Bin Laden ertoe bracht in 2001 de Twin Towers in New York te vernietigen.

Bij recentere aanslagen, zoals die in Frankrijk in 2015, zien we hetzelfde beeld, waarbij Frankrijk beschuldigd wordt van onrecht dat het de moslims zou hebben aangedaan, zoals de strijd tegen IS. Daarmee is het gerechtvaardigd de Fransen te straffen door middel van  aanslagen, als vorm van defensieve jihad.

Offensieve jihad met als doel de verspreiding van de islam

“Mij is het bevel gegeven te strijden (أقاتل) tegen de mensen tot zij erkennen dat er geen God is dan Allah” (Sahieh Muslim 1:30, zie ook Sahieh al-Buchari 9:84:59). Muhammed maakt hier duidelijk wat het doel is van jihad, namelijk dat mensen Allah en Allah alleen erkennen als God. Dit heeft als belangrijke implicatie dat het gebruik van geweld ter verspreiding van de islam volkomen legitiem is!

Wanneer een oproep tot onderwerping aan de islam niet voldoende is, is jihad de volgende stap. In de Koran vinden we vele verzen die oproepen tot geweld tegen ongelovigen dan wel jihad. Het is onmogelijk deze allen te behandelen, dus we zullen er hier slechts enkele uitlichten. Bedenk daarbij dat chronologisch de verzen over geweld en jihad later kwamen dan de meer vreedzame verzen. Aanvankelijk had Mohammed immers nog geen leger, maar naarmate hij meer macht kreeg, kon hij gemakkelijker geweld inzetten.

Volgens de doctrine van opheffing betekent dit dus dat deze verzen over geweld en jihad de vreedzame verzen opheffen. Zo wordt soera 2:256, waarin gezegd wordt dat er geen dwang in religie is, opgeheven door de jihadverzen uit bijvoorbeeld soera 9, waarin wordt opgeroepen om te strijden tegen ongelovigen.

– Een bekend vers is het ‘vers van het zwaard’, soera 9:5: “En wanneer de gewijde maanden voorbij zijn, doodt dan de veelgodenaanbidders waar jullie hen ook aantreffen en grijpt hen, en omsingelt hen en loert op hen vanuit elke hinderlaag. Als zij dan berouw tonen, en de salât onderhouden en de zakât geven, laat hen dan vrij. Voorwaar, Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig.”

Volgens de bekende commentator Ibn Kathier werden met de komst van dit vers alle bestaande vredesverdragen opgeheven! Soera 9 is bovendien de laatste grote geopenbaarde soera, wat betekent dat nadien geen soera’s meer gekomen zijn die een vredelievende boodschap hebben in welke vorm ook. Voor de moslims van vandaag de dag betekent dit dat soera 9 het laatste beval van Allah zelf is dat ze hebben te gehoorzamen.

– In soera 9:29 vinden we het volgende: Doodt hen dan die niet in Allah en het Hiernamaals geloven en die niet voor verboden houden wat Allah en zijn Boodschapper verboden hebben verklaard; en zij die de godsdienst van de Waarheid niet als godsdienst nemen, van hen aan wie de Schrift is gegeven, totdat zij het beschermgeld (Djizyah) betalen, naar vemogen, terwijl zij onderdanigen zijn.”

Hier vinden we een aantal belangrijke principes die voor de jihad van toepassing zijn:

  • Als eerste moeten de ongelovigen bestreden worden, De reden daarvoor is simpelweg dat zij ongelovig zijn! Er zijn dus twee keuzes: gedood worden of je tot de islam bekeren.
  • ‘Hen aan wie de Schrift is gegeven (ahl alkitaab, اهل الكتاب) zijn de joden en de christenen. Zij hebben een derde keuze: beschermgeld betalen (djizyah, جزية), waarbij zij vernederd worden (bovenstaande vertaling is erg mild, zoals wel vaker voorkomt, waarschijnlijk om de harde waarheid te bedekken).
    Kort gezegd komt het erop neer dat joden en christenen als tweederangsburgers in een islamitische samenleving behoren te leven. Men kan kiezen: een zwaar leven vol beperkingen en vernedering, of moslim worden. De moslims zijn bij elke keuze in het voordeel: ofwel zij ontvangen de djizyah waarmee hun samenleving wordt gefinancierd, of mensen worden moslim, waardoor hun aantal en dus hun macht toeneemt.
    Dit systeem heeft veel weg van wat de maffia doet, wanneer zij personen en bedrijven afpersen voor beschermingsgeld. In de islam is dit echter een van Allahs wege voorgeschreven principe.
  • Dit systeem van jihad, djizyah en vernedering is compleet in lijn met wat de Koran zegt over de verheven status van moslims boven alle andere mensen. Moslims zijn namelijk “de beste gemeenschap die uit de mensen is voortgebracht” en “de beste schepselen” (soera 3:110, 98:7).

De Koran vermeldt overigens ook duidelijk dat de ongelovigen hard bestreden moeten worden, en dat hun eeuwige bestemming de hel is. Zo zegt soera 66:9 “O Profeet, bestrijd de ongelovigen en de huichelaars en treed hard tegen hen op. Hun bestemming is de Hel, en dat is de slechtste plaats van bestemming.” (zie ook soera 9:73 en 9:123 voor een vergelijkbare verzen).

In soera 48:29 van de Koran staat: ”Mohammed is de boodschapper van Allah, en degenen die met hem zijn, zijn streng tegenover de ongelovigen, maar onderling barmhartig.” Het woord in het Arabisch hier voor streng (أشدآء) heeft de betekenis van hard, onbarmhartig, genadeloos. Dit vers onderstreept hiermee nog eens de manier waarop moslims met ongelovigen om moeten gaan.

In de Koran staan maar liefst 164 verzen die duidelijk op een directe manier over de jihad spreken. Dit laat zien welke prominente rol de jihad in de islam speelt. Jihad wordt dan ook niet voor niets door sommigen de zesde zuil van de islam genoemd. Voor een overzicht van de volledige lijst inclusief Engelse vertaling van deze verzen klik hier.

Jihad als handelsovereenkomst met Allah

De Koran maakt duidelijk wat de relatie tussen Allah en de moslim is met betrekking tot jihad. In soera 9:111 staat: “Allah heeft van de gelovigen hun levens en bezittingen gekocht omdat er voor hen het Paradijs is.” Dit betekent dat er sprake is van een specifieke overeenkomst, namelijk dat de moslim zijn leven en bezittingen aan Allah overgeeft, en in ruil daarvoor het paradijs krijgt. Er staat dan ook verderop in het vers: “Verheugt jullie daarom over jullie koop die jullie met Hem hebben gesloten. En dat is de geweldige overwinning.”

Een moslim wordt dus geacht zich geheel en al met zijn leven en al zijn bezittingen aan Allah over te  geven! En aangezien hij wanneer hij sterft het paradijs krijgt, hoeft hij niet bang te zijn te sterven. Dit verklaart dan ook het fanatisme van moslims die dit vers serieus nemen en in naam van Allah de jihad strijden, hetzij in het Midden-Oosten voor IS, hetzij door middel van een terroristische aanslag elders in de wereld..

Jihad: oorlogsbuit of paradijs

Het meedoen aan de jihad is altijd lucratief voor een moslim. Mocht hij de strijd winnen, kan hij zich verheugen over de oorlogsbuit, inclusief vrouwen en kinderen als (seks)slaven. Mocht de moslim omkomen, wacht hem als martelaar de rijke beloning van Allah (soera 22:58). Deze rijke beloning omvat het volgende:

  • Toegang tot het paradijs (Sahieh al-Buchari 4:52:46). Het strijden op de ‘weg van Allah’ (jihad) levert bij overlijden directe toegang tot het paradijs op. Dit paradijs wordt voorgesteld als een tuin, waaronder rivieren stromen, en waar allerlei vruchten zijn (zie bijv. soera 2:25).
  • Rivieren van wijn. Opvallend is soera 47:15 waar Allah zegt dat er naast rivieren van melk en honing, ook rivieren van wijn zullen zijn! Ook soera 76:21 zegt dat Allah in het paradijs wijn te drinken zal geven. Alcohol, en dus ook wijn is verboden in de islam, maar in het paradijs is dat blijkbaar geen probleem.
  • Minimaal 72 vrouwen. De jihadi krijgt minimaal 72 vrouwen, met wie hij in eeuwigheid seks heeft (Jami at-Tirmidhi 4:21:2687, Sunan Ibn Majah 39). 70 van deze vrouwen zijn vrouwen die eigenlijk naar de hel zouden gaan, maar in plaats daarvan aan de moslim gegeven worden. De overige twee zijn speciaal geschapen vrouwen voor het paradijs, ook wel hoeri’s genoemd.
    Deze vrouwen zijn bijzonder knap volgens de Koran. Zo hebben zij prachtige grote ogen (soera 52:20), gelijk aan welbewaarde parels (soera 56:23), en zijn zij allen rondborstig (soera 78:33). Bovendien zijn zij nog maagd (soera 56:36), en hebben zij ingetogen blikken, ofwel beperken zij hun blik tot de man aan wie zij gegeven zijn (soera 37:48).
    De twee speciaal geschapen vrouwen voor het paradijs, de hoeri’s, zijn bovendien zo puur en transparant dat je het beenmerg door de huid en botten heen kan zien. Het is moeilijk voor te stellen wat daar zo aantrekkelijk aan is, maar blijkbaar was dit het wel voor de eerste moslims (Sahieh al-Buchari 4:54:476).
  • Een blijvende erectie. Om van de aanwezigheid van zoveel vrouwen in het paradijs ook daadwerkelijk in eeuwigheid te kunnen genieten, beloofde Mohammed een blijvende erectie aan elke moslim die in het paradijs komt (Sunan Ibn Majah 39).
  • 80.000 jonge jongens. Maar liefst 80.000 jonge jongens staan ter beschikking tot elke strijdende moslim die in het paradijs komt, om hen daar te dienen (Jami at-Tirmidhi 4:21:2687, Sunan Ibn Majah 39). De koran leert dat dit ‘jonge jongens zijn die lijken op welbewaarde parels’ (soera 52:24) die bovendien ‘eeuwig jeugdig’ zijn (soera 76:19).

Het beeld dat de islam geeft van het paradijs is een allesbehalve verheffend beeld. Zaken die op aarde verboden zijn, zoals seks met tientallen vrouwen en alcohol, zijn ineens toegestaan in het paradijs. Bovendien, als je er goed over nadenkt is het toch ook geen werkelijk aantrekkelijk vooruitzicht om je in eeuwigheid te buiten te gaan aan eten, drinken en seks. Daarnaast zijn de vrouwen en de jongens die de moslim bedienen niet veel meer dan eeuwige slaven. En omdat het alles eeuwig is komt daar dus letterlijk nooit een einde aan. Lijkt dit alles niet veel meer op een valse belofte van een zelfbenoemde profeet aan zijn volgelingen om hen tot een bloedige strijd (jihad) te bewegen?

Het voorbeeld van de profeet: Khaybar

In het jaar 628 trok Mohammed met zijn leger ten strijde tegen de joden die in Khaybar woonden. In de biografie van Ibn Ishaq (p. 511) lezen we dat de moslims hun tegenstanders verrasten toen zij in de morgen de stad uitkwamen om aan het werk te gaan. Plotseling zagen ze de moslims, maar toen was het al te laat. Mohammed behaalde hiermee een belangrijke overwinning.

Hij stond de overlevenden van Khaybar toe in hun huizen te blijven wonen, onder voorwaarde dat zij vijftig procent van alle opbrengsten van hun werk zouden afstaan aan de moslims. Dit was de speciale belasting (djizyah, جزية) voor hen als joodse tweederangsburgers. Ze mochten echter alleen blijven zolang de moslims dat toestonden. De tweede opvolger van Mohammed, ‘Umar bin al-Khattaab, zou hen uiteindelijk uit Khaybar verdrijven (Sahieh al-Buchari 3:39:531).

Vervolgens verdeelde Mohammed de oorlogsbuit onder de overwinnaars. Tot deze oorlogsbuit behoorden uiteraard ook de vrouwen van Khaybar. Mohammed had echter vernomen dat er een man was, Kinana, die een schat in beheer had voor de joden van Khaybar. Mohammed vond een deel van deze schat, en liet Kinana vervolgens martelen door hem te verbranden met vuur, om er zo achter te komen waar de rest van de schat verborgen was. Uiteindelijk liet Mohammed Kinana onthoofden (Ibn Ishaq, p. 515).

Om het nog erger te maken nam hij ook de 17-jarige vrouw van Kinana, die net weduwe geworden was, tot vrouw. Haar naam was Safiyya. Omdat zij net slavin gemaakt was door de moslims kocht Mohammed haar vrij, zodat ze konden trouwen (Sahieh Muslim 3328). Nog diezelfde nacht sliep hij met haar in zijn tent! En dat terwijl even daarvoor Safiyya’s vader, broer en echtgenoot waren vermoord door de mannen van Mohammed (Al-Tabari, Vol 39, p.185).

Uit deze geschiedenis worden Mohammeds zucht naar macht, geld en vrouwen duidelijk. Geen enkel medelijden betoont hij met de inwoners van Khaybar, en in het bijzonder niet met Kinana en zijn vrouw Safiyya.

Het verhaal eindigt echter op een opvallende manier. Nadat de moslims de overwinning hadden behaald in Khaybar, biedt een joodse vrouw Mohammed en zijn metgezellen een geroosterd schaap aan, waar ze gif in heeft gedaan. Mohammed accepteert het geschenk en eet ervan. Hij merkt dat er gif inzit, maar pas nadat hij er al iets van gegeten heeft. Hij laat de joodse vrouw vervolgens ombrengen (Sunan Abi Dawud 40:4498).

Mohammed sterft niet, maar wordt wel heel ziek van het gif. Zo ziek zelfs dat hij op een gegeven moment door twee man gedragen moet worden (Sahieh al-Buchari 3:47:761). Zelfs op zijn ziekbed voelt Mohammed nog steeds de effecten van de vergiftiging (Sahieh al-Buchari 5:59;713). Wat zo’n succes leek eindigt uiteindelijk in een grote deceptie.

Maar waarom liet Allah toe dat de grootste profeet aller tijden vergiftigd werd, en dat nog wel door een joodse vrouw? Het lijkt wel of Allah de profeet straft.

Angst en terreur

Mohammed behaalde zijn vele overwinningen op het Arabisch schiereiland door angst aanjagen en terreurdaden. Volgens soera 8:12 werpt Allah deze angst in de harten van de ongelovigen. En vervolgens staat er: “Slaat dus hun hoofden af, en slaat al hun vingers en tenen af.”

Het Arabische woord dat hier gebruikt wordt is رعب dat ‘verschrikking’, ‘horror’ of ‘angst’ betekent (hetzelfde woord wordt bijvoorbeeld ook gebruikt bij het woord ‘horrorfilms’: افلام رعب). Het gaat dus duidelijk om angst aanjagen, het terroriseren van de tegenstander.

Mohammed zelf bevestigt dit in een hadieth (Sahieh al-Buchari 4:52:220) waarin hij zegt dat hij ‘de overwinning verkregen heeft door middel van terreur’. Hetzelfde woord رعب wordt ook hier gebruikt. Je kan dus stellen dat wanneer moslims in de naam van hun religie terreur plegen om ongelovigen angst aan te jagen, zij wel degelijk een heldere basis hebben in de Koran en de hadieth waarop zij hun daden baseren. Natuurlijk kun je het hier mee oneens zijn (en dat hopen we ook van harte, aangezien het gaat om terreur), maar deze teksten spreken toch wel een heel duidelijke taal.

Fitna is erger dan bloedvergieten

Een belangrijk begrip in de islamitische theologie is ‘fitna’. Dit begrip is moeilijk te vertalen, maar heeft betrekking op zaken als vervolging, opruiing, verleiding tot kwaad en beproeving. Hierbij gaat het om zaken die tegen de islam gaan.. Als je kritische woorden spreekt over de islam of moslims verleidt de islam te verlaten, is er sprake van fitna. De islam bepleit een uiterst hard optreden tegen fitna.

Hoe kwalijk fitna wordt gezien binnen de islam, blijkt uit de geschiedenis die we lezen in soera 2:217. Hier gaat het over de Quraish stam: een stam die Mohammed en zijn leger van moslims weerstaat. In die tijd was er een heilige maand waarin geen oorlog gevoerd mocht worden. De Quraish echter zouden “jullie [de moslims] van jullie godsdienst hebben afgebracht en afvalligen hebben gemaakt, als zij daartoe in staat zouden zijn.”

Omdat de Quraish moslims wilden verleiden tot ongeloof, is hier sprake van fitna. Hoewel strijden in de gewijde maand “een grote zonde” is, is de fitna van de Quraish erger. Daarom was het gerechtvaardigd hen te doden, zelfs in deze maand!

In de biografie van Ibn Ishaq lezen we dat Mohammed inderdaad de Quraish aanviel en hen versloeg gedurende de heilige maand. Hij nam ook krijgsgevangen en oorlogsbuit, zoals hij gewoon was te doen. Mohammed geeft hier dezelfde rechtvaardiging voor zijn daad als in soera 2:217, namelijk de noodzaak om ongeloof en weerstand tegen de moslims (fitna) te bestrijden (Ibn Ishaq p. 288).

Deze geschiedenis laat duidelijk zien hoe de islam aankijkt tegen fitna: zodra iemand zich daaraan schuldig maakt, is het gerechtvaardigd hem te doden. Andere regels of principes als het plaatsvinden van een heilige maand mogen daarbij aan de kant worden geschoven. Het moge duidelijk zijn hoe gevaarlijk het harde optreden tegen fitna is in iedere vrije samenleving, aangezien het elke vorm van kritiek of open dialoog onmogelijk maakt.

Doodstraf voor afvalligen

Ten aanzien van afvalligen van de islam was Mohammed duidelijk: “Als iemand zijn islamitisch geloof verandert, dood hem” (Sahieh al-Buchari 9:84:57). Daarmee is de islam als wereldreligie uniek: geen enkel ander geloof kent de doodstraf voor afvalligen. In een islamitisch land als Saudi-Arabië is dit principe zelfs in de wet van het land vastgelegd. Maar zelfs als dit niet de wet van het land is, vrezen ex-moslims veelal de consequenties van het afzweren van hun geloof, zelfs van de eigen familie.

De reden voor deze wet van Mohammed lijkt vooral praktisch ingegeven; zolang niemand zijn islamitisch geloof durft te verlaten, is er ook geen dreiging dat de islamitische gemeenschap uit elkaar valt. Dit is echter een drastische beperking van de persoonlijke vrijheid, die tegen de grondwet van ieder vrij democratisch land ingaat.

Misschien is deze regel wel ingesteld omdat Mohammed daadwerkelijk bang was dat velen van zijn volgelingen hem zouden verlaten. Die angst bestaat in ieder geval vandaag de dag wel. De vooraanstaande leider Yousef al-Qaradawi heeft tijdens een interview publiekelijk toegegeven dat als de doodstraf op afvalligheid van de islam niet zou bestaan, de islam zelf als religie al niet meer had bestaan! (klik hier voor het fragment).

Mohammed voorspelde in een hadieth (Sahieh al-Buchari 9:84:64) dat afvalligheid zou plaatsvinden in de toekomst. ‘Jonge dwaze mensen’ zullen de islam dan verlaten. Mohammed weet ook wat er vervolgens met deze jonge afvalligen te doen staat: “waar je hen ook vindt, dood hen, want een ieder die hen doodt zal een beloning ontvangen op de dag des oordeels.”

Overige rechtspraak volgens de islam

Naast de doodstraf voor afvalligen kent de islam nog meer vormen van afschrikwekkende straffen die in specifieke gevallen voorgeschreven zijn. We laten deze straffen voor zichzelf spreken.

Als eerste vinden we in soera 5:33 de straffen die toegepast behoren te worden op hen “die naar het zaaien van verderf op aarde streven”:

  • Terdoodbrenging. Een specificering van de manier waarop wordt niet gegeven.
  • Kruisiging. Kruisigingen vonden onder andere plaats in Medina (Sunan Abu Dawud 2:591)
  • Afhouwen van handen en voeten aan tegenovergestelde kanten. Soera 5:38 specificeert bovendien dat van dieven de hand geamputeerd moet worden. In Sahieh Muslim 4:4183 amputeert de profeet dan ook daadwerkelijk de hand van een dief.
  • Verbanning uit het land.

Opvallend is hierbij dat de omschrijving van de misdaad (‘het streven naar het zaaien van verderf op aarde’) waarvoor deze straffen gelden zo vaag is, dat daar bijna alles onder kan vallen. Willekeur kan dus al snel om de hoek komen kijken.

Naast deze bestraffingen vinden we nog andere in de Koran en de hadieth:

  • Zweepslagen. In het geval van overspel behoren zowel de man als de vrouw met honderd zweepslagen bestraft te worden (soera 24:2). Bovendien zegt Allah tegen de moslims dat “medelijden jullie niet treffen” mag, en ook moet “een groep gelovigen getuige zijn van hun bestraffing.” Van genade kan hier geen sprake zijn.
  • Verhitte spijkers in de ogen steken. In Sahieh al-Buchari 4:52:261 spreekt Mohammed een oordeel uit over een groep mannen die een herder hadden gedood en de kamelen verdreven hadden. Mohammed liet verhitte spijkers in hun ogen steken, en hun handen en voeten afhakken (vgl. soera 33:5). Vervolgens liet hij hen achter en van dorst omkomen.
  • Onthoofding. De profeet liet tussen acht- en negenhonderd mannen van de joodse stam Bani Quraiza in Medina onthoofden (Al-Tabari, vol. 8, p. 35, zie ook Ibn Ishaq p. 464). Dit liet hij gebeuren toen ze zich al hadden overgegeven. Er was dus geen sprake van enig gevaar voor de moslims, en evenmin van vergelding.
    De profeet liet kuilen graven en vervolgens de mannen in groepen in deze kuilen onthoofden. Gegeven de grote aantallen mannen die hier gedood werden en het feit dat hiermee de stam Bani Quraiza feitelijk uitgeroeid werd, heeft deze vergeldingsactie veel weg van genocide.
  • Steniging. • Steniging. Hoewel steniging in het islamitisch recht een gangbare praktijk is, vinden we hiernaar in de Koran slechts indirecte verwijzingen. Allah laat het bijvoorbeeld stenen regenen in de soera’s 7:84 en 11:82. In de hadieth vertelt Aisha dat er ooit wel een Koranvers over steniging bestaan heeft, maar een schaap had het papier waarop dit stond opgegeten (Sunan Ibn Majah 3:9:1944). (Tot zover Allahs garantie dat zijn woord niet verloren zou gaan).
    In de hadieth vinden we echter veel voorbeelden waarin de profeet overspelige mannen en vrouwen tot steniging veroordeelt (zie o.a. Sahieh al-Buchari 2:23:413, Sahieh Muslim 17:4196). Daarmee is steniging een straf die geheel volgens de wil en het voorbeeld van de profeet is, en dus nagevolgd dient te worden.

Ondanks de barbaarse realiteit van het bovenstaande proberen moslims de islam soms te verdedigen door te verwijzen naar soera 5:32. Hier staat:: “Daarom hebben Wij de Kinderen van Israël voorgeschreven dat voor wie een ziel doodt – niet (als vergelding) voor een ziel of het verderf zaaien op aarde – het is alsof hij alle mensen doodde en dat voor wie iemand laat leven, het is alsof hij alle mensen laat leven.”

Op het eerste gezicht lijkt dit een prachtige tekst. Echter, het bevel is gericht aan de “kinderen van Israël”, en dus niet aan de moslims! Aan de moslims is soera 5:33 voorgeschreven, die we hierboven al tegenkwamen, naast alle andere voorschriften voor allerlei afgrijselijke praktijken, die ook vandaag de dag nog toegepast worden.

Bovendien stelt zelfs dit vers een voorwaarde: “niet (als vergelding) voor een ziel of het verderf zaaien op aarde“. Dus wanneer er sprake is van vergelding of verderf zaaien op aarde, is het legitiem om iemand te doden. Het probleem is dat vooral de tweede voorwaarde, verderf zaaien op aarde, zo algemeen is dat daar veel onder kan vallen. Daarmee is het niet moeilijk geweld in naam van de islam te rechtvaardigen.

Umm Qirfa

Het verhaal van Umm Qirfa is een veelzeggende passage uit de islamitische geschiedenis. Onder bevel van Mohammed wordt Zyad bin Harithah eropuit gezonden om Wadi alQurra te overvallen. Daar komt Zyad echter strijders van de stam Bani Fazarah tegen die enkelen van zijn leger doden en hemzelf verwonden. Bij terugkomst zweert Zayd dat hij geen rituele wassing zal uitvoeren voor hij wraak heeft genomen. Mohammed zendt Zyad er nogmaals op uit en hij doodt enkelen van de Bani Fazarah en neemt er ook een aantal krijgsgevangen.

Onder deze krijgsgevangen bevindt zich Umm Qirfa, een heel oude, maar vooraanstaande vrouw. Zyad beveelt een van zijn soldaten om Umm Qirfa om te brengen, en wel als volgt: de soldaat moet ieder been van Umm Qirfa vastbinden aan een kameel. Vervolgens moet hij de twee kamelen uiteendrijven, zodat het slachtoffer letterlijk levend in tweeën wordt gedeeld.

Wat heeft deze arme oude vrouw fout gedaan dat ze dit lot verdiend had? Daarover zeggen de historische bronnen niets. Een mogelijke reden is dat Mohammed en zijn volgelingen op deze manier een voorbeeld wilden stellen. Umm Qirfa was immers een invloedrijke en vooraanstaande vrouw en dat was niet acceptabel vanwege Mohammeds ideeën over vrouwen. Overigens werd de dochter van Umm Qirfa nog als slavin door Mohammed gekocht en als losprijs gegeven voor enkele moslims die in Mekka gevangen zaten.

Dit vreselijke verhaal vinden we zowel in de biografie van Ibn Ishaq (980) als in Al-Tabari (vol. 8, pag. 96). Er is dus weinig reden om aan de authenticiteit van het verhaal te twijfelen. Het gebeurt echter allemaal onder het gezag van Mohammed, waarmee het tot een voorbeeld voor moslims wordt.

%d bloggers liken dit: